Montage- en bedieningsaanwijzingen
Algemeen

Men moet er zeker van zijn, dat voor ieder gebruik de juiste manometer gekozen wordt.
Om beschadiging te vermijden moeten de manometers tot aan het gebruik in hun originele verpakking blijven.
Het meetinstrument moet trillingsvrij gemonteerd worden. Mocht bij normale montage trillingen niet vermeden kunnen worden, dan moeten vloeistofgevulde manometers gebruikt worden.
De opslag van de instrumenten moet droog (-20°C tot +60°C) en stofvrij zijn.
Montage

De inbouwplaats van het meetinstrument moet goed toegankelijk zijn.
1. De montage van de manometer moet zo uitgevoerd worden, dat de toelaatbare bedrijfstemperatuur onder- noch overschreden wordt. Manometer en afsluitinstrument zijn te beschermen door voldoende lengte meetleiding of door gebruik te maken van een syphon.

Temperatuursinvloeden kan de nauwkeurigheid van het meetinstrument beïnvloeden.
2. Tussen drukleiding en meetinstrument moet een afsluitinrichting geplaatst worden om het mogelijk te maken een uitwisseling en een nulpuntcontrole uit te kunnen voeren als de installatie in bedrijf is. Tot de uiteindelijke inbedrijfstelling blijven de afsluitinrichtingen in de meetleidingen gesloten. Mochten er drukstoten te verwachten zijn, dan is een geschikte bescherming, zoals een schokbreker, nodig.
3. Ter afdichting van instrumentaansluitingen zijn dichtingsringen of ENFM-profielafdichtringen te gebruiken. De aansluiting met spanmoer of wartel wordt aangeraden.
4. Bij het monteren en demonteren mag de manometer niet aan het huis maar aan de aansluiting aangedraaid worden.
5. Alle manometers worden standaard in verticale positie gekalibreerd. Mocht de manometer niet in verticale positie gemonteerd worden, dan kan de wijzer in ruststand van het nulpunt afwijken. Een kalibrering voor andere montageposities is op aanvraag mogelijk.
6. Bij agressieve, hete, hoog viscose, verontreinigde of kristalliserende meetstoffen, welke de aansluiting van de manometer niet binnen mogen dringen, moeten manometers voorzien worden van een drukoverbrenger als scheidingsinstrument
7. Ondergaat de meetstof snelle drukveranderingen of moet er rekening gehouden worden met drukstoten, dan mag deze niet direct op het meetinstrument inwerken. In dit geval adviseren wij U om een instelbare schokbreker te gebruiken. ENFM manometers zijn standaard in de meeste gevallen met een schokbreker in het drukkanaal voorzien.
8. Bij kortdurende maximaaldrukken is de manometer met behulp van een overdrukbeveiliging te beschermen.
Een andere mogelijkheid is het gebruik van een hoog overbelastbare veiligheids buisveermanometer